Schepenwet
Artikel 63
1
Met de opsporing van de bij of krachtens deze rijkswet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de overeenkomstige wetsbepalingen van de Nederlandse Antillen en van Aruba, belast de ambtenaren met de in- of uitklaring belast, de Nederlandse consulaire ambtenaren en de ambtenaren die daartoe door de overheid in de Nederlandse Antillen of in Aruba worden aangewezen, alsmede de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie.
2
De door eenen Nederlandschen consulairen ambtenaar of eenen, in het vorige lid bedoelden, ambtenaar in de Nederlandse Antillen of in Aruba opgemaakte processen-verbaal gelden als wettig bewijsmiddel der door hen geconstateerde daarin omschreven strafbare feiten, mits zij bevestigd worden door zijnen daarin opgenomen schriftelijken eed (belofte).
3
De in het eerste lid van dit artikel bedoelde ambtenaren zijn te allen tijde bevoegd om al datgene, wat dienen kan tot het bewijs van het strafbaar gestelde feit, in beslag te nemen en de uitlevering daarvan, ter inbeslagneming, te vorderen.
4
Bij het opsporen van een bij deze rijkswet strafbaar gesteld feit hebben de in het eerste lid bedoelde ambtenaren toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.